Artikel van Follow The Money over bodemsaneringen
Marko de Vries is een spraakwaterval in camouflagebroek, bijpassende jas en stevige wandelschoenen. Op een frisse novemberochtend lopen we over zijn bosperceel in Katlijk, een gehucht even buiten Heerenveen. Het stuk grond, gelegen tussen de weilanden en sportvelden, werd vroeger door de politie gebruikt als schietbaan.
De Vries hoeft niet lang te zoeken voor hij in het zand vindt wat hij wil laten zien: een handvol kogels in verschillende soorten en maten. ‘Hier zouden nu eigenlijk de hele tijd kinderen spelen’, zegt hij. Maar de kogels zijn van lood, en dat is giftig. Uitgerekend kinderen kunnen er ernstige gezondheidsklachten aan overhouden, zoals vruchtbaarheidsproblemen en aantasting van het IQ.
Met zijn bedrijf SportAnders verzorgt De Vries al sinds 2013 outdooractiviteiten voor kinderen met een beperking. Toen hij het bosperceel in in juli 2017 overkocht van de politie Heerenveen, had hij er dan ook grootse plannen mee: ‘De scouting kon hier terecht, ik was bezig met een outdoor escape room.’ Ook een openluchttheater en een prikkelarmelasergame-arena voor jongeren met autisme behoorden tot de ideeën.
Er is niets van terecht gekomen. In een paar bomen hangt wat touw, verder is er op het terrein alleen bos te zien.
En het begon nog zo voorspoedig. Voor hij het terrein kocht, had De Vries bij het Bodemloket de staat van de grond gecontroleerd. Hij wist immers dat het om een oude schietbaan ging, en schieten betekent kogels in de grond. Het dossier stelde hem gerust: ‘De vastgestelde verontreiniging is [in 2006, red.] voldoende gesaneerd in het kader van de Wet Bodembescherming’, las hij. In gewone mensentaal: de grond van het perceel is goed genoeg schoongemaakt om te voldoen aan de normen voor dat gebied. Ook zou er geen zogeheten ‘restverontreiniging’ in de ondergrond aanwezig zijn.
Maar wanneer hij een tijdje later begint zijn nieuwe eigendom op te knappen, vindt De Vries een handvol kogels bovenop de heuvel die als kogelvanger diende. Kan gebeuren, denkt hij: helemaal schoon wordt zo’n terrein toch nooit. Een paar weken later doet De Vries echter nog een vreemde ontdekking. Wanneer een groep gehandicapte kinderen op het terrein aan het spelen is, komt één van de kinderen naar hem toe gesneld. In haar hand — zo blijkt later — heeft ze het heupbot van een hond.
De Vries doet navraag bij de politie. Die vertelt hem dat overleden politiehonden een tijdlang op het terrein begraven werden. In totaal gaat het om zo’n dertig honden, zo ontdekt De Vries wanneer hij met een oude hondentrainer over het terrein loopt. Ook vindt hij meer loden kogels: binnen een half uur raapt hij een afwasteil vol.
De Vries slaat alarm bij de gemeente. Die stuurt een inspecteur van de GGD naar het terrein. Zij concludeert op haar beurt dat de hoeveelheid lood potentieel gevaarlijk is voor kinderen. De GGD adviseert een nieuw bodemonderzoek te laten doen.
Dit nieuwe onderzoek wordt uiteindelijk tussen september en oktober 2018 uitgevoerd door ingenieursbureau Antea Group. De conclusie: er is sprake van ‘ernstige bodemverontreiniging’ als gevolg van de loden kogels op een deel van het terrein. Zolang het terrein alleen af en toe gebruikt wordt om op te wandelen, is er volgens de Antea Group ‘geen sprake van onaanvaardbare risico’s voor mens, het ecosysteem en ook geen risico op verspreiding’. Met andere woorden: het bosperceel is schoon genoeg voor een natuurgebied, maar niet om er met kinderen te spelen. De Vries kan zijn plannen naar de prullenbak verwijzen.
Geen open kaart
Hoe kon het zo misgaan? Klaas Ruigewaard, veiligheidsexpert bij Aboma, heeft voor Follow the Money en De Monitor de documenten over deze zaak doorgespit.
Een sanering begint altijd met een vooronderzoek. Ruigewaard constateert dat het daar bij het schietterrein al niet goed is gegaan: ‘In die tijd, begin deze eeuw, was vooral de info van de opdrachtgever over de activiteiten die hebben plaatsgevonden heel belangrijk. In dit geval is dat de politie. De politie heeft bij het eerste bodemonderzoek in 2006 geen open kaart gespeeld.’
De politie liet namelijk wel de stukken grond die officieel gebruikt werden als schietbaan en kogelvanger saneren, maar, ‘vergat’ te vermelden dat er ook op andere plekken van het terrein kogels lagen. Had de politie dat wel vermeld, dan zou een groter gedeelte van het terrein onderzocht moeten worden.
Volgens de wet is een verkoper verplicht dergelijke informatie aan de koper mee te delen. En daarbij moet niet alleen gekeken worden naar het huidige gebruik, maar ook naar de toekomst. Een woordvoerder van de politie Heerenveen beweert dat de politie voor de verkoop niet op de hoogte was van De Vries’ plannen om op het terrein met gehandicapte kinderen te spelen. Dat blijkt niet te kloppen: De Vries had zijn interesse in het terrein in 2015 al eens kenbaar gemaakt aan de politie, samen met zijn plannen. Het antwoord van de politie daarop: ‘Ik heb bewondering voor uw gedrevenheid en inzet voor deze doelgroep.’
En dat was niet de enige informatie die de politie even was ‘vergeten’. In de archieven van de gemeente Heerenveen vinden we een document uit 1995, waaruit blijkt dat de politie heeft gevraagd of ze op het terrein met honden mag trainen. Dat mag niet, zegt de gemeente, ‘ten behoeve van de rust in de omgeving’. Om diezelfde reden zijn volgens de gemeente ook al de schietactiviteiten op het terrein gestaakt. De gemeente wenst er ‘niet wederom een overlast-veroorzakende activiteit toe te staan.’
De politie mocht na 1995 dus helemaal niet meer schieten op het terrein. Uit ons onderzoek blijkt dat dat wel is gebeurd. Zo staat in het bodemrapport van de Antea Group: ‘Vanaf 1972tot circa 2005 is het terrein in gebruik geweest als schietterrein door de politie Fryslân en schietvereniging SV Drachten.’ In het dorp was dat geen geheim: leden van deze schietvereniging bevestigen tegenover Follow the Money en De Monitor dat ze er tot 2004 iedere woensdag en zaterdag hebben geschoten, behalve in de winter.
De politie heeft het terrein dus jarenlang verhuurd aan de schietvereniging, terwijl er officieel niet geschoten mocht worden. De gemeente, in dit geval verantwoordelijk voor de handhaving, greep niet in. Pas toen de vereniging in 2004 naar een nieuwe locatie verhuisde, stopte het schieten op de baan in Katlijk.
Ondanks de duidelijke bewijzen dat er langer geschoten is, blijft de politie volhouden dat 1995 de einddatum was. In een schriftelijke reactie laat een woordvoerder van de politie weten: ‘Of en tot hoe lang de plaatselijke schietvereniging SV Drachten van de locatie gebruik heeft gemaakt hebben wij niet precies kunnen achterhalen, maar het lijkt ons erg onwaarschijnlijk dat de SV Drachten na 1995 dit terrein nog heeft gebruikt als schietbaan.’ Wel geeft de politie toe nog tot 2005 getraind te hebben met politiehonden — ondanks dat ook deze activiteit vanaf 1995 verboden was.
De gemeente Heerenveen zegt niet meer te kunnen controleren of er na het verbod nog is geschoten op het bosperceel: ‘Documentatie m.b.t. controles en handhaving kent een bewaringsplicht van 10 jaar. Of en wanneer er gecontroleerd is op activiteiten op de schietbaan in de periode 1995-2005 kunnen wij niet verifiëren en dus ook niet bevestigen.’
Deze informatie is nochtans van groot belang om te weten wat er op het terrein allemaal in de grond ligt, en waar. Maar deze gegevens heeft de politie niet verstrekt aan het bureau dat de sanering uitvoerde. Doordat het ingenieursbureau afging op onvolledige informatie, miste het de vervuiling op de rest van het terrein.
De ontbrekende gegevens hebben verregaande gevolgen: alleen een klein stukje van het terrein werd gesaneerd. Het perceel ligt nog steeds vol met loden kogels.
Bijna de helft v an de saneringen deugt niet
Hoe zit het dan met het toezicht? Was er geen instantie die hier had kunnen controleren of de sanering wel goed was uitgevoerd?
Die was er wel: in het geval van de schietbaan lag deze verantwoordelijkheid bij de provincie Friesland. In het inspectieverslag lezen we dat een inspecteur de locatie heeft bezocht, maar constateerde dat ‘de werkzaamheden grotendeels al uitgevoerd [waren]’. ‘Geen afwijkingen geconstateerd ten opzichte van het saneringsplan’, schrijft de inspecteur. De sanering werd goedgekeurd.
Deze mate van vertrouwen in de saneerklus is geen uitzondering. FTM en De Monitor brachten in kaart hoeveel saneringen er jaarlijks in Nederland worden aangemeld, en hoe het is gesteld met het toezicht daarop. Daarvoor deden we een rondgang langs alle gemeenten en provincies in Nederland die belast zijn met het toezicht op bodemsaneringen.
Het aantal saneringen blijkt de laatste jaren flink te zijn toegenomen: werden er in 2017 in het hele land nog 5.838 saneringen aangemeld, in 2019 waren dat er 7.022.
De controle op deze saneringen blijkt voor een groot deel echter alleen op papier te gebeuren. Bij deze zogenaamde ‘administratieve controles’ checkt de toezichthouder alleen of het saneringsplan aan de normen voldoet, en of de saneerder wel gekwalificeerd is. Ook het rapport na afloop van de sanering wordt op deze manier gecontroleerd.
Bij haast alle bevoegde gezagen worden er meer administratieve controles uitgevoerd dan fysieke. Dat betekent dat niet alle saneringslocaties daadwerkelijk zijn bezocht. Het echte aantal saneringen dat fysiek gecontroleerd is, ligt waarschijnlijk zelfs nog lager: sommige locaties zijn meerdere keren bezocht, en daarbij steeds als fysieke controle meegerekend.
Een fysieke controle kan in de praktijk echter ook van alles betekenen. Niet bij elke controle gaat de toezichthouder het terrein op: vanaf de zijlijn de werkzaamheden gadeslaan, zoals bij de oude schietbaan in Katlijk, geldt ook als ‘fysieke controle’.
Aanvullend vroegen we de gemeenten en provincies hoeveel saneringen na afloop worden gecontroleerd in een zogeheten verificatieonderzoek. Dit blijkt nauwelijks te gebeuren: de verantwoordelijke instanties vinden het veelal niet nodig, omdat dit volgens hen bij de saneringsopdracht hoort. Controleren of de grond na de sanering schoon is, is de taak van de saneerder, stellen zij. Verificatieonderzoek wordt alleen gedaan wanneer er een vermoeden bestaat dat de sanering niet voldoet.
Om tot een vermoeden te komen dat aanleiding is voor verificatieonderzoek, moet echter wel op de locaties worden gekeken. Hoe minder er fysiek wordt gekeken, hoe moeilijker dergelijke vermoedens aan het licht komen.
De helft van de gemeenten en een kwart van de provincies deed in de afgelopen drie jaar helemaal geen verificatieonderzoek. Veel overheden weten bovendien niet hoeveel controles er daadwerkelijk zijn uitgevoerd en kunnen alleen een schatting geven.
Dat de ‘risicogestuurde’ aanpak wel kán werken, blijkt uit de cijfers van de provincie en gemeente Utrecht. Deze twee overheden voerden meer fysieke dan administratieve controles uit, en zijn de enige twee overheden die wél geregeld aan verificatieonderzoek doen. Het resultaat: van de 15 verificatieonderzoeken die de gemeente Utrecht in de afgelopen drie jaar uitvoerde, bleek in alle 15 gevallen dat de sanering te wensen over liet.
Het is een bewuste keuze om controles voornamelijk aan de saneerder zelf over te laten. Overheden vertrouwen op de kwaliteiten van de saneerder, en op de checks and balances van het systeem. Dat dit niet altijd even goed werkt, blijkt evenwel uit een rapport op basis van onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport uit september dit jaar. Wanneer er wél controles plaatsvinden, bijvoorbeeld door de landelijke inspectie van de ILT, komen daar schrikbarende conclusies uit naar voren: in 40 procent van de gevallen werden de saneringsprotocollen niet gevolgd. En het werkelijke nalevingstekort ligt waarschijnlijk nog hoger, want de controles waren van tevoren aangekondigd. ‘De keren dat er geen aankondiging was, [bleek] het nalevingstekort altijd heel hoog te zijn’, staat in het rapport: ‘boven de 70%.’
Vaak gaat het dan om fouten zoals het niet goed vooraf bepalen en vastleggen van de werkzaamheden die zullen worden uitgevoerd. Dit soort fouten worden door de saneerders vaak afgedaan als ‘slechts administratieve fouten’, maar ze hebben grote gevolgen: wanneer er verkeerde of onvolledige informatie wordt gegeven, kan een controleur bijvoorbeeld niet op het juiste moment aanwezig zijn. Daardoor kan het gebeuren dat te veel schone grond wordt afgegraven, of te veel vuile grond achterblijft.
En dat kan een dure grap worden. In november 2019 schrijft de WKBBB, de landelijke werkgroep van bodemtoezichtexperts, in een publicatie in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat: ‘Wij hebben (conservatief) berekend dat de maatschappelijke kosten die kunnen ontstaan door bepaalde stappen uit het saneringsproces weg te laten 3,6 miljard [euro] per jaar kunnen bedragen.’
Volgens de WKBBB kunnen deze maatschappelijke kosten grotendeels vermeden worden door het saneringsproces zorgvuldig uit te voeren, onder meer door ‘adequaat toezicht’. Het zou volgens de werkgroep al helpen als de overheid zich altijd aan de eigen regels houdt, maar ook dat is vaak niet het geval. ‘Uit diverse rapporten van landelijke inspectiediensten’ blijkt dat de overheid niet alleen ‘de grootste opdrachtgever in bodemland is’, maar ook ‘de grootste overtreder’. ‘Slecht voorbeeldgedrag van de overheid!’, concludeert de werkgroep.
Risico voor de koper
Stefan Wemmenhove, directeur van Stepforward, een bedrijf dat gespecialiseerd is in verontreinigd vastgoed, kan de conclusies van de WKBBB persoonlijk onderschrijven. Hij heeft het meermaals zien gebeuren: ‘We maken vaker mee dat gemeenten niet de juiste informatie geven en hun saneringsverplichtingen niet nakomen. Er is bijvoorbeeld een gemeente die had beloofd bouwrijpe grond te leveren. Pas bij de notaris komt de ontwikkelaar erachter dat die grond verontreinigd is. Zo’n ontwikkelaar probeert zich natuurlijk te informeren en doet de bieding op basis van de aangeleverde stukken. Bij de notaris komen dan ineens nog andere stukken op tafel, maar dan is de aankoop al getekend. Dat zien we met regelmaat. Kopers doen ook geen extra onderzoek, omdat ze denken dat de overheid toch wel te vertrouwen is, maar dat is echt niet altijd het geval.’
Wemmenhove benadrukt het belang van het eigen onderzoek door de koper. ‘We zeggen altijd: doe je onderzoek. Het is mogelijk, maar dan moet je wel het juiste loket weten te vinden. En zorg dat je elkaar gesproken hebt, voordat je eigenaar wordt. Als de verkoper niet open is, dan is er vaak iets aan de hand.’
Maar dat is niet altijd even makkelijk, blijkt uit het geval van de Friese schietbaan. Is Marko de Vries te naïef geweest? Bij het Bodemloket stond dat het terrein van De Vries naar behoren was gesaneerd en er geen restverontreiniging in de ondergrond zat. Het saneringsverslag, waaruit blijkt dat slechts een deel van het perceel is gesaneerd, krijgt De Vries voor de koop niet te zien, volgens hem omdat de politie het rapport niet kon vinden.
‘Dan denk je dat het schoon is,’ zegt De Vries. ‘Wat moest ik anders nog doen? Een bodemonderzoek voor 20.000 euro? Je zou toch denken dat je de overheid mag vertrouwen, die hebben de regels gemaakt.’
Dit is precies wat er vaak misgaat, zegt Wemmenhove: ‘Dat mensen met vervuilde grond komen te zitten, is vaak het gevolg van een sneeuwbaleffect. Het geval van De Vries is een typisch voorbeeld. Je koopt het terrein van de politie, die associeer je met betrouwbaarheid. Dan komt er de spraakverwarring bij: wat betekent “gesaneerd”? “Gesaneerd” zegt helemaal niks, ook na sanering kan nog veel verontreiniging achterblijven. De terminologie is verwarrend. Al die dingen bij elkaar zorgen ervoor dat men geen onderzoek doet van tevoren.’
Volgens Wemmenhove zijn bijna alle ontwikkelgebieden in Nederland vervuild, maar hebben kopers er geen idee van. ‘Terwijl de gevolgen heel naar kunnen zijn. Een koper is verantwoordelijk voor de sanering, dat kan snel oplopen van enkele tonnen tot een paar miljoen euro.’ En dat is buiten het persoonlijke leed gerekend: ‘Echtscheidingen, persoonlijke faillissementen, noem maar op. Mensen gaan eraan onderdoor.’
Marko de Vries trekt in dit verhaal voorlopig aan het kortste eind. Door de jarenlange strijd is niet alleen zijn huwelijk gesneuveld, ook financieel zit hij aan de grond. Zijn spaarcenten zitten in het terrein: een investering voor zijn bedrijf, zo dacht hij. Maar omdat hij de grond niet kan gebruiken, is het verdienmodel weg. En hij moet de schuld bij zijn financierder nog aflossen.
Zelf kan hij het terrein waarschijnlijk ook niet saneren, want het opruimen van het lood zou wel eens heel duur zou kunnen worden. Aannemer Sytse Jonker is in opdracht van De Vries aan het bekijken hoe duur precies: ‘Als ik uitga van 70.000 kubieke meter bouw- en sloopafval, dan kom ik al op 125 euro per ton, dus zo’n 8 tot 13 miljoen euro. Als er dan ook nieuwe grond in gestort moet worden, kost dat 15 euro per kuub, dus nog eens 1 miljoen euro. Het rooien van het bos is dan ook nog niet meegerekend. Dus in totaal schat ik uit de losse pols: zo’n 12 tot 14 miljoen euro.’ Als de grond te vervuild is om verder te verwerken en afgevoerd moet worden naar een speciale verwerker, valt de sanering nog veel duurder uit.
Dat reikt De Vries ver boven de pet. ‘Ik heb niks meer,’ zegt hij. ‘Maar ik geef niet op. Ik ga nu proberen om samen met mijn advocaat of af te dwingen dat de politie de sanering alsnog betaalt.’ Voor zijn oorspronkelijke plannen zal het hoe dan ook te laat zijn: ‘Met de kinderen kan ik hier niet meer spelen, dat gaat ook niet meer gebeuren. Het enige wat ik nu nog kan doen, is zorgen dat we dit probleem niet doorgeven aan de volgende generatie.’